Om 5
uur vanmorgen werd ik wakker met uitzicht op een spiegelgladde zee. Verder dan
de omringende baai kon je evenwel niet kijken, want mist benam ook enig nader
uitzicht. Rond 6 uur sloeg het weer drastisch om en er begonnen forse
windvlagen de kop op te steken, net zoals er iemand een reuzengrote ventilator
had aangezet. Er vormden zich witte kopjes op het wateroppervlak. De wind
maakte wel dat de laaghangende wolken plaats ruimden en dat er tenminste weer
wat van het omringende landschap te zien was.
Na het
ontbijt ging het vlotjes in de richting van Egilsstadir. Op de bergpas tussen
Borgarfjördur Eystri en Egilsstadir waren er nu geen sneeuwproblemen meer zoals
vorige maand, maar de wind waaide nog stevig door en je moest je stuur stevig
vasthouden. In Egilsstadir aangekomen reed ik direct door naar Reydarfjördur,
waar ik mijn laatste IJslandse nacht zou doorbrengen in het guesthouse van de
Belgische Marleen (die er nu evenwel niet was omdat ze ergens in IJsland aan
het gidsen was).
Ik ging
eerst nog eens langs bij een kleine plantenkwekerij om wat typische IJslandse
planten zoals arctische wilgjes en een Alaskapopulier in te slaan. Daarna ging ik de 5 kilometer lange tunnel
door naar Fáskrudsfjördur, om er de splinternieuwe tentoonstelling over de
Franse IJslandvissers te gaan bezoeken. Het vissersdorpje is steeds nauw
verbonden geweest met Franse en Belgische vissers, maar vooral het dorpje
Gravelines in Noord-Frankrijk had in de 19-de en de eerste helft van de 20-ste
eeuw een speciale band met Fáskrudsfjördur. Er werd zelfs een heus ziekenhuis t.b.v.
de Franse vissers in deze streek ingericht, waar zieke en gestrande IJslandvaarders
werden verzorgd.
Het
gebouw bestaat nog steeds en stond aan de overzijde van de fjord te
verkommeren, totdat het werd verplaatst naar zijn oorspronkelijke locatie in Fáskrudsfjördur.
Het werd volledig gerestaureerd tot een hotel met museum en is sinds heel kort
(nauwelijks twee weken) opengesteld voor het publiek en (vermogende) toeristen
die er willen overnachten.
De
tentoonstelling is heel waarheidsgetrouw opgezet en bootst het interieur van
een Goélette na, een zeilschip dat de Fransen bouwden en gebruikten voor de
IJslandvisserij.
Na
Fáskrudsfjördur besloot ik niet opnieuw de tunnel naar Reydarfjördur te nemen
maar reed langs de oude weg die de Fáskrudsfjord tot aan zee volgt terug naar
Reydarfjördur. Het was ondertussen mooi weer geworden en je had een prachtig
uitzicht op de fjordenkust van Oost-IJsland.
In Reydarfjördur
zocht ik nog een ideale plaats uit om een paar veelvuldig in IJsland voorkomende
arctische lupines uit te stekken. Ik had het vorig jaar geprobeerd met kleine
zaailingetjes, maar die hebben het toen niet overleefd. Nu probeer ik het met
jonge planten, die ik direct in potten steek. Ik had daarvoor al een
plantschopje aangeschaft en ergens twee plastieken bloempotten meegescharreld.
Evenwel, het was gemakkelijker gezegd dan gedaan, want de grond in IJsland zit
vol met keien. Uiteindelijk lukte het me om twee planten aan de grond te
ontrukken en op te potten. Hopelijk overleven ze het deze keer. IJslanders
begrijpen trouwens niet dat je die lupines met alle geweld wil meenemen, want
hier worden ze als een ware plaag aanzien.
Rond 19
uur ging ik naar het guesthouse van Marleen en ik werd er hartelijk ontvangen
door haar IJslandse man Jón en Gunter, een Oostenrijker uit Graz die al drie
jaar in grotendeels in IJsland woont. Algauw schakelden we over van het Engels
naar het Duits en het werd een geanimeerd gesprek over IJsland, Steiermark, de
Dachstein, en natuurlijk ook over Pichl, dat hij tot mijn verdriet niet kende
(wel Schladming).
Hierna
trof ik de voorbereidingen voor de volgende dag, wat wil zeggen dat de
dakkoffer terug van de auto moest. Zowat de gehele auto moest worden ontruimd
om de koffer in de auto te krijgen en alles weer netjes errond te schikken. Bij
de IJslandse buren had ik natuurlijk veel bekijks bij zoveel activiteit in hun
straat.
Nadat
alles terug in de auto was geraakt maakte ik nog een kleine avondwandeling om
nog eens te mijmeren over de voorbije mooie zes weken in IJsland en dan ging ik
slapen, want morgenochten moet ik er relatief vroeg uit. De Norröna vertrekt
morgen om 11.30 uur in Seydisfjördur, maar je moet er drie uren vóór het
vertrek zijn, dus ik moet hier om 7.30 uur zeker kunnen vertrekken.