dinsdag 2 juli 2013

DAG 34: KÁRAHNJÚKAR, HET VERDRIET VAN IJSLAND


Føroyar
ÍSLAND 2013
29-05-2013 >
07-07-2013


Dag 34: maandag 1 juli 2013

Traject:
Berunes > Borgarfjördur Eystri  (Bakkagerdi)
Via:
Breiddalsvik, Öxipas, Kárahnjúkar, Egilsstadir---
Kilometer auto:
371 km
Kilometer totaal:
6.678 km
Km-teller auto:
155.159
Weer:
’s morgens zonnig, daarna toenemend bewolkt, in de namiddag af en toe een opklaring maar ook buien, 12 graden

DAG 34: KÁRAHNJÚKAR, HET VERDRIET VAN IJSLAND


Voila, hier lig ik nu op mijn bed in Guesthouse Blábjorg in Bakkagerdi, een godvergeten vissersdorpje in een verlaten fjord in Oost-IJsland, met zicht op de Noordelijke IJszee, die tot onder mijn vensterbank kabbelt. Nu ja, kabbelen is misschien net iets te gematigd, maar de zee is toch kalm. De streek geldt hier evenwel als het mekka voor de wandelaars. Ik hoop dat ik morgen minstens een paar kilometer kan wandelen in de omringende bergen.

Maar we zijn vanmorgen begonnen in Berunes, de mooie jeugdherberg die in een oude boerderij is gevestigd, compleet met een piepklein kerkje op het erf. Ik werd wakker met zonneschijn in mijn kamer en dat was een tijdje geleden, met steeds weer dat ochtendgrijs. Ik ging ontbijten in het hoofdgebouw van de boerderij waar traditioneel ’s morgens pannenkoeken worden gebakken door Anna, de vrouw van Olafur. Samen met een uitgebreid ontbijt kwam het dat ik niet vóór 10 uur van tafel was.

Nadat ik nog wat met Olafur en Anna over de afgelopen strenge winter en het slechte voorjaar had gebabbeld nam ik afscheid van deze hartelijke mensen en reed naar de Öxipas, die doorheen het binnenland loopt naar Egilsstadir, de administratieve hoofdstad van de Oostfjorden.

Ik bracht een bezoek aan het gloednieuwe informatiecentrum voor de oostzijde van het Nationaal Park Vatnajökull in Skriduklaustur, een 30 kilometer ten zuiden van Egilsstadir, aan de zuidzijde van het Lögurinnmeer, waar zich volgens geheimzinnige bronnen ook een soort monster zou schuilhouden. Tja, IJslanders willen blijkbaar niet achterblijven bij de Schotten en creëren te pas en te onpas dan maar eigen monsters.

Rond de middag draaide ik de weg op naar de waterkrachtcentrale van Kárahnjúkar, 60 kilometer in het binnenland gelegen. Niet dat ik echt in waterkrachtcentrales ben geïnteressseerd, maar hier krijg je de unieke kans om met een gewone auto een eindje in het ruwe binnenland te rijden, omdat het gehele traject is geasfalteerd. Je passeert ook de 1833 meter hoge Snaefell, de hoogste vrijstaande berg van IJsland, ontstaan uit een stratovulkaan.

Na 60 kilometer kom je dan eindelijk aan bij de 200 meter hoge en 700 meter brede damwand, waarachter zich een enorm stuwmeer, het Hálslón heeft gevormd, dat zich 45 kilometer naar het zuiden uitstrekt tot tegen de Vatnajökull aan. Ik vind het steeds iets triestigs hebben, want het meer was slechts halfgevuld en de anders ondergelopen gronden lagen nu boven water, volledig steriel en modderig. Vóór 2003 was dit één van de meest ongerepte gebieden van Europa, waar de rivier de Jökulsá a Dál doorheen de verschrikkelijk diepe Dimmugljúfurkloof stroomde. Er waren hier heel veel plaatsen voor broedvogels, maar de waterkrachtcentrale heeft hier serieuze milieuschade teweeg gebracht, dit allemaal voorhet leveren van elektriciteit voor de aluminiumfabriek van het aan de Oostfjorden gelegen Reydarfjordür.

Aan de andere zijde van de damwand zie je dat de spectaculaire Dimmugljúfurkloof zich verder doorheen het landschap scheurt. Men vermoedt dat ze is ontstaan door een hevige aardbeving. Is het bouwen van een dam op deze plek wel een verstandige beslissing geweest?
       
Ik reed de 60 kilometer terug naar het Lögurinnmeer, waar ik als afluiter nog een wandeling maakte naar de Hengifoss, die zich 118 meter vanaf een prachtig gelaagde wand naar beneden stort en daarmee de titel van de op twee na hoogste waterval van IJsland kan claimen. Ik kon ditmaal tot bijna aan de basis van de waterval komen, waar nog een dik pak sneeuw van de voorbije strenge winter lag weg te smelten.

Hierna reed ik naar Egilsstadir, waar ik nog wat boodschappen deed voor de komende twee dagen die ik in Bakkagerdi zou doorbrengen. Ik begon aan de 70 kilometer lange rit naar het charmante vissersdorpje, dwars doorheen een van de meest afgelegen uithoeken van IJsland. Rond 20.15 kwam ik aan in mijn onderkomen voor de volgende twee nachten. In het gezelschap van een hele groep Japanners, die de keuken hadden ingenomen voor het bereiden van de meest onwaarschijnlijk geurende  Japanse specialiteiten probeerde ik ook een plekje van het kookfornuis te bemachtigen om mijn soep en mijn kjotbollür (balletjes in de zoetzure saus) met rijst op te warmen.

De rest van het verhaal hebben jullie in het begin gelezen. Ik doe nu de boeken toe (of mijn computer dicht) voor vandaag.

Slaapwel


Sven  





Geen opmerkingen:

Een reactie posten