|
|||
IJSLANDREIS 2012
06-09-2012 >
07-10-2012
|
|||
|
|
|
|
Dag 6: dinsdag
11 september 2012
|
|||
Traject:
|
volle zee > Bakkagerdi (IS)
|
||
Via:
|
Seydisfjördur-Egilsstadir
|
||
Kilometer auto:
|
160,0 km
|
||
Kilometer totaal:
|
1.421,3 km
|
||
Km-teller auto:
|
118.037
|
||
Kilometer fiets:
|
0,0 km
|
||
Kilometer totaal:
|
36,3 km
|
||
Km-teller fiets:
|
1.290,3
|
||
Weer:
|
Zware
stormwinden met in de dalen regen en in de heuvels en bergen sneeuw,
temperatuur nauwelijks boven het vriespunt
|
Rond half één vannacht
zijn we de fjord van Seydisfjördur binnengevaren. Ik was wakker geworden omdat
het stampen van de Nörrona opeens ophield toen hij in rustiger vaarwater
terecht kwam. Toen ik uit het raampje keek zag ik de vuurtoren van Dalatangi de
kust markeren. Pas nadien realiseerde ik mij dat het de eerste keer was dat ik
deze vuurtoren zag branden en dat het dus ook de eerste keer was dat ik IJsland
in het donker aanschouwde, niet moeilijk trouwens want er was helemaal niets te
zien, behalve dan het licht van enkele vuurtorens verder op de kust. Ik ging
dan maar weer liggen maar een half uurtje later was ik toch weer wakker omdat
het schip in Seydisfjördur aanlegde. De motoren maakten een hels kabaal en
daarna werd het heel stil.
Vanmorgen rond 6 uur
werd het langzaam aan licht. Toch een beetje wennen aan het feit dat het hier
ook donker kan worden en binnenkort zelfs nog meer dan bij ons. Ik ruimde mijn
verblijf van 3 dagen op en ging dan eens buiten kijken op het dek. De
bergtoppen rond de fjord waren vannacht bestrooid met wat poedersuiker, maar
meer naar beneden was de sneeuw niet blijven liggen. Het was echt wel koud en
af en toe waren er rukwinden die het water in de fjord opjoegen.
Om 8.30 uur plaatselijke
tijd (2 uur vroeger dan bij ons) mochten we naar de garage en rond 9 uur reden
de weinige auto’s in colonne naar de douanecontrole. Er waren slechts twee
rijen en ik had blijkbaar weer de slechtste rij uitgekozen. De tweede auto vóór
mij werd door de IJslandse douane blijkbaar aan een stiptheidscontrole
onderworpen, want het duurde wel een goed half uur eer het poortje weer open
ging en mijn voorganger en ik erbij binnen mochten rijden. Ik had blijkbaar een
goedmoedige douanier te pakken, want na een kijkje in de koffer en in de
dakkoffer en wat stereotiepe vragen van hoelang ik in IJsland bleef en wat ik
hier kwam doen hield hij het al voor bekeken. Ik moest evenwel wachten totdat
mijn Duitse voorganger de garage uit kon rijden en die had blijkbaar minder
geluk: alle Wurst die hij had gedacht in IJsland te verorberen werd in beslag
genomen (je mag eigenlijk geen vleeswaren invoeren in IJsland wegens
besmettingsgevaar). Ik had nochtans ook wel wat worstjes en landjägers bij mij
in de koffer zitten maar die zaten veilig onderaan in een plooibox).
Na de verplichte
voorstelling bij de douane kon ik eindelijk dan rond 9.30 uur IJsland
binnenrijden om benzine te tanken en dan de eerste IJslandse kronen uit de
geldautomaat halen (waarschijnlijk weer een beetje duurder dan vorig jaar
gezien de verzwakking van de euro maar toch is 1 euro nog steeds 150 kronen
(ISK) waard.
Ik maakte eerst een
wandelingetje langsheen de zuidkant van de oever. Het zag er veelbelovend uit,
want hier en daar probeerde de zon een gaatje in de wolken te prikken en er
waren zelfs wat blauwe gaten, maar het bleef bij dat schuchtere voornemen. De
wind daarentegen deed nog steeds overuren en joeg het water in de fjord in
kringetjes op.
Rond de middag maakte ik
de overtocht naar het 26 kilometer verderop gelegen Egilsstadir via de
Fjardarheidi en de gelijknamige bergpas. Hoewel die nauwelijks 500 meter boven
de zeespiegel verheven is lag hier al een aantal centimeter sneeuw en op de weg
begon de sneeuw te blijven liggen. Ik reed voorzichtig verder met de wetenschap
dat ik wel sneeuwkettingen mee heb, maar ik probeerde die toch wel voorlopig
achterwege te laten. Ik raakte zonder problemen aan de andere kant van de pas,
waar de sneeuw weer overging in wat motregen en kwam een halfuurtje later in
Egilsstadir aan, de administratieve ‘hoofdstad’ (nauwelijks een voorschot
groot) van Oost-IJsland. Na eerst wat inkopen te hebben gedaan reed ik naar het
70 kilometer noordoostelijk verder gelegen Bakkagerdi, waar ik vanavond zou
overnachten. In het begin was het nog droog maar naarmate ik verder naar het
noordoosten reed begon het te regenen en op hoger gelegen delen weer te
sneeuwen. Nu we dichter bij de zee kwamen begon ook de wind weer een tandje bij
te steken. De wind die vorig jaar de funbox aan stukken had gereten (de fameuze
wraak van Snorri) leek in vergelijking hiermee kinderspel. Aan de noordoostkust
haalde die zeker wel snelheden tot boven de 100 km/u. Gelukkig had ik deze box
wel nog eens verstevigd met twee spanriemen, zodat het deksel niet kon worden
losgewrikt.
Om 16 uur kwam ik aan in
Bakkagerdi, een alleraardigst havenstadje omringd door prachtige bergen.
Alleen, op dit moment zag je er niets van want ze waren allen in wolken en
nevel gehuld. De sneeuw vond nu zelfs zijn weg tot aan de zeespiegel, want toen
ik uitstappen vlogen er grote vlokken rond. Het inchecken in het splinternieuwe
hotel ging bijzonder vlot (ik ben dan ook de enige gast) en rond 16.30 stond ik
klaar om toch een wandeltocht te ondernemen, ondanks de gierende wind buiten en
de jachtige sneeuwvlokken die je rond de oren vlogen.
Dit stadje heeft zich de
laatste jaren ontpopt tot een echt wandelmekka, maar ik besloot om -gezien het
gure weer- toch maar niet in de bergen te gaan wandelen, maar de kustweg verder
te volgen naar de volgende baai. Op de heentocht zat de wind in mijn rug en de
jachtsneeuw dus ook, maar toen ik na een uurtje rechtsomkeert maakte om de
woeste golven op het strand en de rotskusten uiteen te zien slaan werd het een
lijdensweg, toen de fijne scherpe ijsnaalden voluit in mijn gezicht terecht
kwamen. Een IJslandse muts en de kap van vest brachten wat bescherming met zich
mee, maar de terugtocht bleef uitputtend.
Terug in het hotelletje,
waar ik trouwens een volledige nieuwe keuken ter beschikking heb, had ik geen
zin om zelf de handen uit de mouwen te steken en ging ik dus op zoek naar wat
eetbaars. In dergelijke dorpjes is dat niet moeilijk want je hebt maar één
keuze. Ik ging in het plaatselijke café Alfasteinn een overheerlijke vissoep
gaan proeven, gevolgd door een lekkere gerookte zalm. Aangezien dit café direct
naast de visverwerkende fabriek ligt mag ik hopen dat deze vis geen lange
afstand heeft moeten afleggen om in mijn bord terecht te komen. Hij smaakte
toch wel in deze zin.
Een Frans koppel uit
Aix-en-Provence was ook van de partij en het was de eerste keer dat zijn
IJsland bezochten. Ondanks het weer (dat blijkbaar de vorige dagen wel
uitmuntend was) vonden zij het een fascinerend land. De uitbaatster van het
café verzekerde mij dat dit geen normaal weer was voor de maand september. Het
deed volgens haar eerder denken aan november. Zou ik dan toch het voorrecht
hebben om na vorig jaar de koudste junimaand in IJsland (sinds de metingen) te
hebben beleefd nu ook de koudste IJslandse september ooit te mogen meemaken? Ik
mag stellig hopen van niet!Ziezo. Ik hoop dat het morgen wat beter weer mag zijn, maar als je de IJslanders vraagt naar de weersvooruitzichten van de volgende dagen houden zij verdacht de lippen stijf op elkaar of geven in het beste geval een ontwijkend antwoord in de vorm van ‘morgen wordt het beter weer’. Enfin, we kunnen er toch niets aan veranderen dus we zullen er eerst nog een nachtje over slapen. Ik wens jullie een goede nachtrust en ik hoop van mij hetzelfde. Tot morgen.
Sven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten