|
|||
IJSLANDREIS 2012
06-09-2012 >
07-10-2012
|
|||
|
|
|
|
Dag 8: donderdag
13 september 2012
|
|||
Traject:
|
Ytra Lón > Húsavík
|
||
Via:
|
Thorshöfn-Raudanes-Kópasker-Ásbyrgi
|
||
Kilometer auto:
|
284,3 km
|
||
Kilometer totaal:
|
1.971,2 km
|
||
Km-teller auto:
|
118.569
|
||
Kilometer fiets:
|
0,0 km
|
||
Kilometer totaal:
|
92,5 km
|
||
Km-teller fiets:
|
1.346,5
|
||
Weer:
|
Uitgesproken
nat weer, slechts 6 graden
|
DAG 8: IN DIENST VAN DE IJSLANDSE
WEGBEHEERDER, DE VEGAGERDIN
Blijkbaar hadden de
weergoden besloten dat één dagje mooi weer meer dan voldoende was. Vanmorgen
hoorde ik bij het wakker worden de regen tegen de ramen tokkelen en de lucht
was door en door grijs. Niet echt een weertje waarvan je uit je bed springt. Er
was evenwel nog een sprankeltje hoop dat het uiteindelijk toch nog goed zou
komen, onder de vorm van een streepje blauwe lucht tussen al het grijze door.
Het was evenwel valse hoop. Naarmate de dag vorderde werd het wolkendek steeds
dikker en daaruit kwam geleidelijk aan meer regen vallen, voortgestuwd door een
aanwakkerende wind uit het oosten dit keer. Waarschijnlijk keerde de depressie
die eergisteren vanuit het westen kwam op haar stappen terug.
We moesten er evenwel
door en rond 9.30 uur vertrok ik in de richting van het westen. In Thorshöfn
gaf ik de kikker nog wat bij te drinken, want voor alle zekerheid tank je hier
best steeds bij wanneer de benzinemeter onder de helft begint te zakken. Het is
hier niet ongewoon in IJsland dat de benzinepompen dikwijls 200 kilometer uit
elkaar liggen.Ik ging eerst naar het meest noordelijke schiereiland van IJsland, de Melrakkaslétta of vrij vertaald uit het IJslands, de ‘poolvossenvlakte’. Ik heb er evenwel geen één poolvos gezien, maar waarschijnlijk waren ze goed gecamoufleerd in hun –voorlopig nog- bruine zomervacht. In de winter transformeert hun vacht immers naar spierwit. Aan de noordkant ligt de kaap van Hraunhafnartangi, dat gezien wordt als het meest noordelijke punt van het IJslandse vasteland en slechts nauwelijks 2,5 kilometer van de poolcirkel gelegen. De meest recente metingen zouden echter aantonen dat de iets westelijker gelegen Rifstangi nog ietsje noordelijker in zee steekt, maat het verschil zou evenwel miniem zijn. Vanaf de weg was het ongeveer een halfuurtje over een ruw keienspoor naar de vuurtoren die er staat. De wind en de regen namen in intensiteit toe en tegen dat ik aan het einde van het land stond was ik door en door nat. Voor mij strekte zich de rusteloze Noordelijke IJszee uit, die evenwel mooie blauwe kleur had.
Na een halfuurtje terug stappen
naar de auto wilde ik nog een foto maken van het bord waarop ‘Hraunhafnartangi’
stond vermeld. Het stond echter geweldig scheef dus ik bewees de IJslandse
wegbeheerder een dienst en zette het paaltje terug in een mooie verticale stand
en verzwaarde aan de voet de boel met de talrijke keien die daar verspreid op
de grond lagen. Eens kijken of de volgende keer mijn werk de winterstormen
heeft doorstaan en het bord nog steeds mooi recht staat.
Ik vervolgde verder mijn
weg, nu terug zuidwaarts, over een eindeloze gravelweg naar het stadje Kópasker
en dan naar het nationale park Ásbyrgi. Na een kijkje in het informatiecentrum
van het nationaal park ging ik naar het erachter liggende benzinestation waar
ik geheel volgens de Amerikaanse normen een reusachtige cheeseburger naar
binnen werkte. Inderdaad, IJsland is nog wel een Europees land maar ligt het
dichtst tegen Amerika en die invloed zie je hier nog meer dan bij ons.
Ik maakte hierna een anderhalf
uur durende wandeling naar de top van de Eyjar, een rotsachtig ‘eiland’ in het
midden van een amfitheater dat aan de zuidelijke kant oprijst. Dit eiland helt
naar het noorden geleidelijk af, maar aan de zuidkant bereikt het een hoogte
van wel 90 meter. Volgens de legende zou Sleipnir, het achtbenige paard van de
god Odinn hier de grond hebben geraakt en zijn hoefafdruk hebben achtergelaten.
Volgens geologen echter zou hier in het verleden evenwel een reeks gigantische
jökulhlaups (verwoestende modder- en ijsstromen) hebben plaatsgevonden
afkomstig van de erachter liggende Vatnajökull.
Tijdens mijn wandeling
gingen de hemelsluizen weer volop open en na de inspanning ging ik nog een
warme koffie gaan drinken in het benzinestation. Er ging zelfs nog een tweede
in, en in IJsland is die gratis (ook de derde, vierde,vijfde,…) want de
koffiekan staat op de toog om na een eerste kop betalende koffie zoveel keer
bij te schenken als je zelf wil.
Rond 17 uur reed ik
verder naar het 70 kilometer verder gelegen Húsavík ,waar ik een plaatsje in de
jeugdherberg had gereserveerd. Tot mijn grote vreugde zat hier toch wat volk
binnen, want op de vorige overnachtingsplaatsen was ik de enige gast. De
jeugdherberg zelf ligt op zo’n 14 kilometer van Húsavík en ligt
hoogstwaarschijnlijk in een prachtige omgeving. Alleen kon ik die niet zien
omdat enerzijds de duisternis reeds begon te vallen en anderzijds alles in
laaghangende wolken was gehuld.
Ondertussen kunnen we
maar hopen dat er morgen weer een dag is waar de zon en de blauwe lucht de
overhand krijgen maar zoals gewoonlijk houden de IJslanders de lippen stijf op
elkaar. In het dagblad zien de weersvoorspellingen voor dit deel van het land
er niet rooskleurig uit. Hopelijk hebben ze het mis.
Ik ga hier nu snel
afronden want er is hier in de gemeenschappelijke zaal van de jeugdherberg
juist een Japans koppel komen zitten die hun soepke luid slurpend naar binnen
werken. ’t Smaakt hen wel zo te zien.
Ik wens jullie in ieder
geval een goede nacht. Tot morgen.
Sven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten