donderdag 20 september 2012

DAG 13: NAAR HET UITEINDE VAN DE WERELD


IJSLANDREIS 2012
06-09-2012 >
07-10-2012





Dag 13: dinsdag 18 september 2012

Traject:
Ósar > Djúpavik
Via:
Brú-Hólmavik
Kilometer auto:
250,5 km
Kilometer totaal:
3.191,1 km
Km-teller auto:
119.788
Kilometer fiets:
0,0 km
Kilometer totaal:
92,5 km
Km-teller fiets:
1.346,5
Weer:
Na een aarzelende bewolkte start uiteindelijk zeer zonnig weer, temperatuur 8 graden


DAG 13: NAAR HET UITEINDE VAN DE WERELD
 


Uiteindelijk hebben de weergoden vandaag hun best gedaan. Reeds om 5.30 uur werd mijn kamer verlicht door het licht van de opkomende zon. Toen ik twee uur later terug wakker werd was er wel een domper op de vreugde, want een grijze wolkenband was voor de zon geschoven. Het bleek gelukkig slechts een tijdelijke situatie.

De jeugdherberg werd voornamelijk bevolkt door Spanjaarden, maar het waren er van stille komaf. Ik heb ze zelfs niet horen opstaan. Beneden stond een rijkelijk ontbijt voor mij klaar, want ik had blijkbaar zonder het te weten kamer met ontbijt geboekt. Nu ja, mij niet gelaten. Het was eens wat anders dan thee met cake en wat chocoladekoekjes.

Na mijn uitgebreid ontbijt ging ik in de omgeving van de jeugdherberg een wandeling maken naar Hvítserkur, een deel van een vulkaanwand die in zee nog is blijven rechtstaan. De naam van de rots wordt vrij vertaald als ‘wit hemd’, vanwege de uitwerpselen van de vele vogels die de rots als netsgelegenheid gebruiken. Als je er goed naar kijkt kan je er (volgens de IJslanders althans, maar ook met wat verbeeldingskracht) een drinkende draak in zien. Vanaf een uitkijkplateau had je een prachtig zicht op deze ongewoon gevormde rotsmassa. Ik daalde de heuvel af naar het keienstrand. Het was vloed, dus ik moest de draak vanop een afstand blijven bekijken.

De zon brak nu definitief door en na een half uur wandelen had ik het al te warm. Ik deed mijn vest uit die ik de laatste 5 dagen niet had kunnen missen en kon in een fleece een temperatuur van pakweg 8 graden goed verdragen.
Aan de overkant van de lagune lagen op het strand wat zeehonden te zonnen, maar het waren er lang niet zoveel als de keren toen ik in juni hier was. Enkelen konden hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en volgden mijn doen en laten op afstand in zee, af en toe eens boven komend om te zien of ik nog niet te dicht genaderd was.

Rond 11.30 uur ging ik terug naar de boerderij waar ik afscheid nam van Knútúr, de sympathieke boer die naast zijn bezigheden op het land ook nog de jeugdherberg uitbaatte. Ik reed de 29 kilometer lange gravelweg terug naar ringweg 1, die ik 50 kilometer tot in Brú volgde, een scheiding van wegen waar de ringweg verder naar Reykjavik gaat en de hoofdweg 68 naar de Westfjorden leidt. Vooraleer ik de afslag naar het noordwesten nam tankte ik nog eens vol, want in de Westfjorden zijn de benzinestations bij wijze van spreken op één hand te tellen. Ik nam zelf ook nog een snelle hap onder de vorm van een hamburger met friet in de aanleunende snackbar (dit doet toch allemaal erg Amerikaans aan) en ik begon aan de tweehonderd kilometer lange weg naar het uiteinde van de wereld.

De eerste 100 kilometer was weg 68 nog voornamelijk asfalt, maar voorbij het stadje Hólmavik begon de vermaarde gravelweg 643, vol met putten die constant moesten worden ontweken. In de winter is de weg nauwelijks berijdbaar, omdat rotsverschuivingen dikwijls voor oponthoud zorgen, afgezien nog van de sneeuw die in dit deel van IJsland  veelvuldig valt. Het landschap werd evenwel steeds mooier. Diep in het land dringende fjorden wisselden af met besneeuwde bergtoppen, alles nauwelijks een paar kilometer van de oceaan verwijderd. De laatste 50 kilometer slingerde weg 643 zich tussen de hoge berghellingen vol steenpuin en de woeste kust door. Alsof dat nog niet genoeg was kwam er bovenop de bergpas naar Djúpavik nog wegwerkzaamheden aan te pas.

Rond 18.30 uur kwam ik dan toch op mijn eindbestemming aan, het kleine gehuchtje Djúpavik gelegen aan het uiteinde van de Reykjarfjördur, een prachtige zee-inham omsloten door hoge besneeuwde bergen. In Djúpavik staat een oude vervallen haringfabriek die tot in de jaren ‘50 van de vorige eeuw operationeel was. Toen sloot ze en trad het verval in. Sinds een tiental jaar krijgen de fabrieksgebouwen evenwel een nieuwe functie onder de vorm van een kunstgalerij en een museum over de geschiedenis van de haringvisserij en de verwerking ervan.  In juli 2006 speelde de bekende groep Sigur Rós hier in de fabriek een concert, waar zo’n 300 mensen op af kwamen, in dit deel van IJsland een hele menigte!

Ik logeer nu voor twee nachten in Alfasteinn, een bijgebouw van het hotel Djúpavik. Het is een kleine golfplaten woning in de directe nabijheid van de fabriek, met een knusse living en prachtig ingerichte kleine kamertjes.

Ik ging in het hotel zelf gaan genieten van een overheerlijke gebakken kabeljauwfilet. Ondertussen werd ik weer geskyped door Lies en co. die wel wilden weten waar ik vandaag had uitgehangen en waar ik nu zat. Ik nam mijn laptop mee naar buiten en liet ze zo meegenieten van het avondlijke landschap.   

Zo, als we de weersvoorspelling voor morgen mogen geloven wordt het weer extreem zonnig en toch wel zo’n 7 graden warm, wat enigszins normaal is voor dit deel van IJsland in de maand september. Tijd dus om te gaan slapen en morgen goed uitgerust aan een geplande verkenning van de omgeving te beginnen. Ik wens jullie allemaal een heel goede nacht. Tot morgen.

Sven                

Geen opmerkingen:

Een reactie posten